LET OP: | Het hierna volgende artikel is uit het E-gedeelte van de NRC van 10 maart 2001 overgenomen. Zodra een link naar de NRC-web-pagina's mogelijk is zal die link worden geplaatst. |
In het traditionele bejaardentehuis worden wonen, zorg en service gecombineerd. Bij de tegenwoordige ouderenhuisvesting moet de zorg soms apart worden ingekocht; een Residentie met nachtwacht en boodschappenservice of levensloopbestendige woningen met een zorgovereenkomst.
Door JANNY KOK
Aanbieders van ouderenzorg en ouderenhuisvesting worden gedwongen te gaan letten op de prijs/ kwaliteitsverhouding van hun ‘product’. In Nederland zijn er nog steeds bejaardencentra die er vanuit gaan dat de 65‑plusser genoegen neemt met een kamer en standaardverzorging voor een prijs, waarvoor je rianter kan worden gehuisvest en adequate zorg kunt ‘inkopen’. De prijzen die verzorgings‑ en verpleeghuizen hanteren verschillen nogal, van 2500 tot ongeveer 5.000 gulden per maand. De gevraagde eigen bijdrage is inkomensafhankelijk, maar nooit meer dan 90 procent van de kostprijs van het verzorgings‑ of verpleeghuis. Dat kan de oudere inwoner voor een kostenpost komen te staan van zeker 3600 gulden per maand.
Een ronde langs de `klassieke' verzorgingshuizen leert dat deze daarvoor een standaard dienstverlening verlenen en huisvesting bieden in een één‑ of tweepersoonskamer met keukentje. Ze moeten wel eerst worden gekeurd op geschiktheid voor opname. Hulpbehoevende ouderen die zijn geïndiceerd op lichamelijke en geestelijke gesteldheid door deskundigen van het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), kunnen worden opgenomen in een verzorgingshuis of in een verpleeghuis. De oudere mag zijn of haar voorkeur voor een bepaald huis wel uitspreken, maar de bemiddelende instantie gaat niet verder dan de belofte 'dat er wordt geprobeerd de patiënt daar te laten opnemen'. Het zorgkantoor van de ziektenkostenverzekeraar bepaalt op grond van de financiële en sociale situatie van de betrokkenen wat de eigen bijdrage moet zijn die moet worden betaald.
Het kan volgens het `klassieke model' dus gebeuren dat een oudere in een verzorgingshuis 3.600 gulden betaalt voor verzorging en huisvesting die in niets verschilt met die van zijn buurman met een veel lager inkomen. Wie alleen AOW ontvangt zal waarschijnlijk alleen minder zak- en kleedgeld te besteden hebben. De zorgverzekeraar vraagt AOW‑ers hun AOW‑pensioen in te leveren in ruil voor ongeveer 350 gulden voor een alleenstaande en ongeveer 500 gulden voor een echtpaar. Dat geld kunnen ze naar believen besteden.
Dat het ook anders kan bewijst de relatief jonge praktijk in de zogenoemde levensloopbestendige woningen van Humanitas in Rotterdam en de al jarenlange praktijk in particuliere ouderencentra, zoals in Zeist. Daar staat het appartementengebouw ‘De Finsprong’ voor kapitaalkrachtige ouderen die zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen, maar in nood aanspraak kunnen maken op hulp. Een zogenoemde zorgovereenkomst maakt onderdeel uit van het koopcontract voor een appartement in de Finsprong. Daarin is de medische en huishoudelijke dienstverlening geregeld die op afroep beschikbaar is. De vraag naar deze manier van wonen is behoorlijk gestegen. Dat blijkt wel uit de verkoopprijs van een appartement die in 1996 gekocht werd voor 412.000 gulden en die nu van de hand kan gaan voor zeker 695.000 gulden.
In Rotterdam staat al jaren ‘Résidence Essenburgh’ die de bejaarde bewoners naast comfortabele huisvesting de verzekering biedt dat ze gebruik kunnen maken van de diensten van de huismeester, de ‘nachtwacht’, medische studenten voor eerste hulp, de kapper, een boodschappenservice en meer. Wie hulpbehoevend is zal echter zelf moeten zorgen voor de inschakeling van de hulpverleners van Thuiszorg.
Algemeen directeur drs. Hans Becker van Humanitas in Rotterdam heeft een eigen ‘vertaling’ gemaakt van dat concept en daaraan zorg tot en met volledige en volwaardige verpleeghuiszorg toegevoegd. Hij introduceerde ruim vijf jaargeleden het plan voor levensloopbestendige woningen. Daarvan staan er nu zeven in Rotterdam. Becker betoogt: „De idee dat je altijd in een bejaardenhuis komt zit vooral in de hoofden. De realiteit is dat zeker 85 procent nooit in een bejaardenhuis komt. Ze gaan gewoon thuis dood. Toch hangt mogelijke opname in dat bejaardenhuis of, erger nog, in een verpleeghuis als een donkere wolk boven hun hoofd. Het punt is dat het niet hoeft en niet moet. Om te beginnen splits ik wonen, zorg en service. Verder is er technisch zoveel mogelijk. Kijk maar naar de draagbare telefoon en hoe rolstoelen er tegenwoordig uitzien. Hulpmiddelen zijn sterk gemoderniseerd en gemakkelijk in het gebruik."
Becker weet dat veel bestaande organisaties toch maar doorgaan op de ouderwetse manier, uit vrees voor aanloopverliezen en financiële risico's. „Ze maken het sommetje dat drie kamers nu eenmaal duurder zijn", zegt hij. "Natuurlijk is het duurder als je een eigen woning hebt in plaats van een bedje in een hokje. Maar de tegenkracht is dat mensen vanzelf dingen gaan doen voor zichzelf. Dat scheelt je (als beheerder, red.) een gulden per minuut voor de inzet van hulp. Het is bewezen dat mensen de functies die ze nog hadden, verliezen als ze alles uit handen wordt genomen. Zo worden bejaardenoorden misère‑eilanden."
Daar wil de algemeen directeur zelf al niet terecht komen, dus zette hij een plan op voor ouderenhuisvesting met de nadruk op welzijn, waar mensen ‘van buiten’ binnen komen om bijvoorbeeld naar de fysiotherapeut te gaan of uitgebreid te dineren in het restaurant. De bewoners zouden zich thuis moeten voelen in een warme omgeving met veel activiteiten, desnoods drie poezen hebben en zelf de keuze hebben of ze een goed glas willen drinken of niet.
Geld voor wonen in een levensloopbestendig huis van Humanitas speelt in principe geen rol. De sociale woningbouw moet bereikbaar zijn voor mensen met een minimum inkomen, dus mensen met alleen AOW. De kosten van het levensloopbestendig maken komen uit de Wet Voorzieningen Gehandicapten. Verder kunnen ook geïndiceerden voor een verpleeg‑ of verzorgingshuis worden ingeschreven. Ze zullen rekening moeten houden met respectievelijk een wachttijd van 6 maanden en anderhalf jaar. Becker aanvullend: „Onze woningwetwoningen voldoen aan de vereiste dat je er met een AOW‑inkomen in kan. De geïndiceerden krijgen geld voor zoveel keer fysiotherapie en andere dingen. Natuurlijk moeten ze rekenen op een eigen bijdrage voor thuiszorg, maar dat zouden ze thuis ook moeten doen. AOW‑ers krijgen in ons systeem meer ruimte dan in een regulier bejaardenhuis en ze houden iets meer zakgeld over."
„Als mensen eigen geld hebben moet de aanbieder dat geld kanaliseren naar woningen. Dat kan kosteneffectief. In het ‘klassieke model' zit er veel geld in ‘stenen’. Dat kunnen de rijkeren zelf betalen. Voor de bewoners geldt dat ze meer levensgenot hebben in een huis naar eigen keuze en passende zorg. Er zijn ook koopwoningen in verschillende prijsklassen die via een makelaar worden verkocht. Je hebt al een appartement voor ongeveer 300.000 gulden, maar er zijn ook een paar penthouses in Rotterdam‑Hoogvliet voor zeker 750.000 gulden."